Op de Annigje
Het is zover. De voorstelling moet gespeeld worden. De avond voorafgaand aan de Museumnacht doe ik een generale aan tafel bij mijn ouders thuis in Groningen, voor een publiek van drie personen, mijn ouders en mijn vrouw. De energie is weer iets te laag maar het is een goede oefening. Ik doe nog een extra repetitie onderweg in de auto van Groningen naar Rotterdam met mijn vrouw als regisseur. Ze geeft een aantal tips en aanwijzingen die ik ga gebruiken. We komen aan in Rotterdam, ik kleed me om, pak mijn spullen en vertrek naar het Havenmuseum. Samen met Yvette die ook de monoloog doet en met de man die de techniek regelt maken we een opstelling in de boot. De acteur een beetje middenin het publiek er om heen. Zo krijgen we toch een intieme sfeer. Ik speel het liedje voor aan mijn mede-acteurs en aan de schrijfster van het stuk, Willy Hilverda, die ik complimenteer met haar tekst die ik prachtig vind vormgegeven en een mooi ritme heeft. Vervolgens speel ik zes voorstellingen, afwisselend met Yvette en Richard.
1.
De eerste voorstelling speel ik vol energie en met veel beweging zodat de regisseur me achteraf vraagt waar de rust is. Hij zegt het nogal verwijtend maar ik weet achteraf dat hij gelijk heeft. Ik hussel wat met de tekstvolgorde maar kom er tenslotte goed uit. Na de voorstelling komt mijn vrouw binnen, te laat om mij te zien, maar ze bekijkt de voorstelling van Richard, die ook heel mooi is, met grote rust, als een echte verteller zegt hij de tekst.
2.
De volgende voorstelling blijf ik rustig zitten en neem ik de tijd. Ik neem meer tijd voor mijn gevoelens, probeer me goed in te leven in het personage. Ook kort ik het lied aan het einde, van Nynke Laverman/Cristina Branco, iets in. De schrijfster is aanwezig en vind het mooi, vooral dat ik het lied aan het einde echt zing. Ik vertel haar dat het lied me denk ik de allermeeste moeite heeft gekost, maar dat ik zelf ook tevreden ben dat ik toch die moeite heb genomen.
3.
Bij de derde voorstelling wil ik toch proberen opnieuw even op te staan, maar om de een of andere reden lukt het me niet om los te komen van mijn stoel. Ik heb het gevoel dat mijn energieniveau iets gezakt is en dat dit mijn slechtste voorstelling is of zal zijn. Ik neem me voor de volgende keer meer in de strijd te werpen. Na de voorstelling komt een man naar me toe die zelf ook erg bezig geweest is met Slauerhoff. Hij is erg enthousiast en ik vertel hem dat de schrijfster achter de balie zit waar de kaartjes voor de voorstelling afgehaald kunnen worden. Dat hij daar zijn complimenten moet gaan brengen. Hetgeen hij ook doet, zo hoor ik later. Maar het is het eerste wat hij deze avond ziet en zijn avond kan nu al niet meer stuk, zegt hij.
4.
Dan is er iemand met de slappe lach. De eerste persoon die de slappe lach krijgt rent de boot uit en wil eigenlijk weer terugkomen maar wordt gelukkig, zoals ik later verneem, door mijn twee collegaspelers tegengehouden. Twee andere personen, een blonde vrouw en een dikke Belg met een soort Indianenkapsel, een klein toefje zwart haar op zijn verder kale hoofd, kunnen niet stoppen met lachen. Ik blijf moedig doorgaan en houd mijn concentratie en loop rustig naar het lachende duo toe en spreek ze met de tekst van de monoloog aan, eerst de een, dan de ander want ze zitten tegenover elkaar.
5.
Bij mijn vijfde voorstelling is mijn hele familie aanwezig maar eigenlijk moet Yvette spelen. Ik probeer eerst nog mijn familie te laten wachten tot de volgende, maar daar hebben ze natuurlijk geen zin in. Dus vraag ik of ik met Yvette kan ruilen omdat nu al mijn fans aanwezig zijn. Bij de voorstelling is ook Radio Rijnmond en de jury van de Museumnacht aanwezig. Ze vind het goed alhewel ik later hoor dat ze nogal boos was, maar daar heeft ze mij niets van laten merken.
Ook deze voorstelling gaat goed en ik heb het idee dat het publiek ondanks het late uur en het steeds luidruchtiger worden van het publiek, erg onder de indruk is. Een malloot komt nog naar me toe om te zeggen dat hij het wel mooi vond maar geen cd van me zou kopen, omdat hij daar volgens hem later spijt van zou krijgen.
6.
De laatste voorstelling is mijns inziens de beste, maar echt beoordelen kan ik het zelf niet. Ik was van te voren bang dat ik aan het einde van de avond te moe zou zijn om nog goed te spelen, maar het gaat goed. Ik speel deze voorstelling direct na de vorige, zonder pauze en ik heb het gevoel dat ik er nu helemaal in zit. Ik neem rust, neem een aantal keren een loopje, ben enthousiast en gevoelig op de juiste momenten.
Dan kijk ik tenslotte nog een keer naar de allerelaatste voorstelling die door Yvette wordt gedaan. Ik zit behoorlijk vooraan en zit er dus behoorlijk dichtbij. Ook zij doet het heel mooi, heel anders dan Richard, heel anders dan ik. Het enige wat ik jammer vind is haar Amsterdamse accent, dat ik niet mooi vind. Maar ze speelt het goed en het publiek is muisstil.
Ik maak nog even een wandelingetje door de Witte de Withstraat maar ik ben moe. Ik zie nog wat leuke dingen (op de foto met Joran van der Sloot en wilde dans in Roodkapje, fluorescerende schilderijen en de kleinste band ter wereld in de Willem de Kooning-galerie) en proef de sfeer. Ik heb nog een paar ontmoetingen met bekenden en dan spoed ik me naar Boymans vanwaar we met de hele familie en aanhang van vrienden en kennissen om één uur naar huis fietsen.
1.
De eerste voorstelling speel ik vol energie en met veel beweging zodat de regisseur me achteraf vraagt waar de rust is. Hij zegt het nogal verwijtend maar ik weet achteraf dat hij gelijk heeft. Ik hussel wat met de tekstvolgorde maar kom er tenslotte goed uit. Na de voorstelling komt mijn vrouw binnen, te laat om mij te zien, maar ze bekijkt de voorstelling van Richard, die ook heel mooi is, met grote rust, als een echte verteller zegt hij de tekst.
2.
De volgende voorstelling blijf ik rustig zitten en neem ik de tijd. Ik neem meer tijd voor mijn gevoelens, probeer me goed in te leven in het personage. Ook kort ik het lied aan het einde, van Nynke Laverman/Cristina Branco, iets in. De schrijfster is aanwezig en vind het mooi, vooral dat ik het lied aan het einde echt zing. Ik vertel haar dat het lied me denk ik de allermeeste moeite heeft gekost, maar dat ik zelf ook tevreden ben dat ik toch die moeite heb genomen.
3.
Bij de derde voorstelling wil ik toch proberen opnieuw even op te staan, maar om de een of andere reden lukt het me niet om los te komen van mijn stoel. Ik heb het gevoel dat mijn energieniveau iets gezakt is en dat dit mijn slechtste voorstelling is of zal zijn. Ik neem me voor de volgende keer meer in de strijd te werpen. Na de voorstelling komt een man naar me toe die zelf ook erg bezig geweest is met Slauerhoff. Hij is erg enthousiast en ik vertel hem dat de schrijfster achter de balie zit waar de kaartjes voor de voorstelling afgehaald kunnen worden. Dat hij daar zijn complimenten moet gaan brengen. Hetgeen hij ook doet, zo hoor ik later. Maar het is het eerste wat hij deze avond ziet en zijn avond kan nu al niet meer stuk, zegt hij.
4.
Dan is er iemand met de slappe lach. De eerste persoon die de slappe lach krijgt rent de boot uit en wil eigenlijk weer terugkomen maar wordt gelukkig, zoals ik later verneem, door mijn twee collegaspelers tegengehouden. Twee andere personen, een blonde vrouw en een dikke Belg met een soort Indianenkapsel, een klein toefje zwart haar op zijn verder kale hoofd, kunnen niet stoppen met lachen. Ik blijf moedig doorgaan en houd mijn concentratie en loop rustig naar het lachende duo toe en spreek ze met de tekst van de monoloog aan, eerst de een, dan de ander want ze zitten tegenover elkaar.
5.
Bij mijn vijfde voorstelling is mijn hele familie aanwezig maar eigenlijk moet Yvette spelen. Ik probeer eerst nog mijn familie te laten wachten tot de volgende, maar daar hebben ze natuurlijk geen zin in. Dus vraag ik of ik met Yvette kan ruilen omdat nu al mijn fans aanwezig zijn. Bij de voorstelling is ook Radio Rijnmond en de jury van de Museumnacht aanwezig. Ze vind het goed alhewel ik later hoor dat ze nogal boos was, maar daar heeft ze mij niets van laten merken.
Ook deze voorstelling gaat goed en ik heb het idee dat het publiek ondanks het late uur en het steeds luidruchtiger worden van het publiek, erg onder de indruk is. Een malloot komt nog naar me toe om te zeggen dat hij het wel mooi vond maar geen cd van me zou kopen, omdat hij daar volgens hem later spijt van zou krijgen.
6.
De laatste voorstelling is mijns inziens de beste, maar echt beoordelen kan ik het zelf niet. Ik was van te voren bang dat ik aan het einde van de avond te moe zou zijn om nog goed te spelen, maar het gaat goed. Ik speel deze voorstelling direct na de vorige, zonder pauze en ik heb het gevoel dat ik er nu helemaal in zit. Ik neem rust, neem een aantal keren een loopje, ben enthousiast en gevoelig op de juiste momenten.
Dan kijk ik tenslotte nog een keer naar de allerelaatste voorstelling die door Yvette wordt gedaan. Ik zit behoorlijk vooraan en zit er dus behoorlijk dichtbij. Ook zij doet het heel mooi, heel anders dan Richard, heel anders dan ik. Het enige wat ik jammer vind is haar Amsterdamse accent, dat ik niet mooi vind. Maar ze speelt het goed en het publiek is muisstil.
Ik maak nog even een wandelingetje door de Witte de Withstraat maar ik ben moe. Ik zie nog wat leuke dingen (op de foto met Joran van der Sloot en wilde dans in Roodkapje, fluorescerende schilderijen en de kleinste band ter wereld in de Willem de Kooning-galerie) en proef de sfeer. Ik heb nog een paar ontmoetingen met bekenden en dan spoed ik me naar Boymans vanwaar we met de hele familie en aanhang van vrienden en kennissen om één uur naar huis fietsen.
Reacties