Noch stad, noch land

Nadat ik de vanavond te openen en in aanbouw zijnde tentoonstelling heb bezocht dwaal ik nog wat door het museum. Ik kom terecht op de volledig verlaten bovenste verdieping. Daar is de tentoonstelling Noch Stad, Noch Land. Ik moet denken aan een gedicht van Martinus Nijhoff. Eén van mijn favoriete dichters. Hij heeft een gedicht over dit soort tussenland, tussen stad en land, het heet Zelfkant. En warempel. Op een bordje hangt het gedicht. Ik citeer het hier als nawee van Gedichtendag:

ZELFKANT

Ik houd het meest van de halfland'lijkheid:
Van vage weidewinden die met lijnen
Vol waschgoed spelen; van fabrieksterreinen
Waar tusschen arm'lijk gras de lorrie rijdt,

Bevracht met het geheim der dokspoorlijnen.
Want 'k weet, er is daar waar men 't leven slijt
En toch niet leeft, zwervend meer eenzaamheid
Te vinden dan in bergen of ravijnen.

De walm van stoomtram en van bleekerij
Of van de ovens waar men schelpen brandt
Is meer dan thijmgeur aanstichter van droomen,

En 't zwarte kalf in 't weitje aan de rand
Wordt door een onverhoopt gedicht bevrijd
En in één beeld met sintels opgenomen

S. Vestdijk staat eronder. Ik heb me vergist. Ik ken het gedicht, maar het is niet van Martinus Nijhoff. Dat neemt niet weg dat het een prachtig gedicht is. Ook ik houd van de halflandelijkheid waar Vestdijk over spreekt. Het tussengebied, aan de ene kant industrie, aan de andere kant de natuur. Het duivelse en gevaarlijke van Vulcanus' smidse tegenover het ongerepte en pastorale van een bos, een meer, een struikgewas. Wie weet wat voor prachtige voorwerpen worden geschapen en uitgevonden in de lelijke fabrieken en welke zaken die het daglicht niet verdragen kunnen worden uitgehaald in de mooie natuur?

Luister hier naar Vestdijk die zelf een stukje van dit gedicht voorleest.

Reacties

Populaire posts