Magna Plaza


In Het Parool verscheen in de tweede helft van de jaren vijftig en in de jaren zestig een strip genaamd Professor Pi. Begonnen als korte gags van drie plaatjes ontwikkelde de strip zich tot cartoons met een langwerpig uitgerekt formaat. Op één van de cartoons van de verstrooide professor zit hij in een theater. De achterwand van het theater is uitgebroken, er hangen theatergordijnen naast en de toeschouwers hebben uitzicht op een straat waarin voorbijgangers voorbijkomen. Aan deze cartoon deed de voorstelling Magna Plaza van Wunderbaum mij denken. De toeschouwers zitten in winkelcentrum Alexandrium rondom een roltrap naar beneden en kijken naar het winkelend publiek. Tussen de winkelende mensen lopen de acteurs van Wunderbaum en spelen hun stuk. Omdat alle betalende toeschouwers een koptelefoon op hebben en de spelers zijn uitgerust met zendmicrofoons kunnen zij horen wat de spelers zeggen en krijgen ze tegelijk een muzikaal geluidsdecor bij de handeling. In eerste instantie werkt dit vervreemdend en schept het een afstand tussen zowel de argeloze voorbijgangers en de acteurs en de toeschouwers. Alsof wat er gebeurt op grote afstand plaatsvindt. Letterlijk en figuurlijk. Maar gaandeweg wordt de voorstelling spannender en zelfs terwijl je weet hoe het dramatische verhaal afloopt (dat staat op het programma dat van te voren is uitgereikt) is de uiteindelijke climax en ontknoping van een ontroerende schoonheid.
Wunderbaum speelt nog tot en met 12 januari Magna Plaza in Rotterdam.
Illustratie: het allereerste stripje van Professor Pi, van 2 januari 1955, negen maanden voor mijn geboorte.

Reacties

Anoniem zei…
Oh Fedde,

Wat jij van een ontroerende schoonheid noemt, deed mij gapen van verveling. Ik zag de eerste uitvoering van Magna Plaza in Rotterdam. De spelers konden van geen kanten omgaan met de reacties van het winkelend publiek (in Gent schonken de winkelaars geen aandacht aan de groep). De drie verhaallijnen waren dun en voorspelbaar (en inderdaad ook nog eens van te voren weggegeven). Wij, het betalend publiek, zaten met een koptelefoon op, terwijl de vele jongeren die er waren niets konden verstaan (ooit was straattheater voor iedereen). Het enige lichtpuntje in deze voorstelling waren de gesprekken van de jongeman die tevergeefs op een meisje wachtte, met voorbijgangers.
Beauty is inderdaad in the eye of the beholder.
Mieke de Wit.
Ja Mieke,

Zo ziet iedereen zijn eigen voorstelling. Straattheater is van iedereen schrijf je, dat ben ik met je eens, maar die jongeren die er niets van konden verstaan hadden ook een kaartje kunnen kopen (die kregen zelfs een behoorlijke korting als ze dat deden). Wat mij bij Wunderbaum juist opvalt is dat ze een behoorlijk jong publiek trekken, jonger dan de gemiddelde schouwburgbezoeker, en dat ze altijd op locatie spelen.

Ik zag de voorstelling op zaterdagmiddag, op een moment dat het in het winkelcentrum echt druk was en het winkelend publiek bedekte soms de voorstelling. Maar dat gaf allemaal niet. Zoals in het voorbeeld van Professor Pi werd het winkelend publiek zelf een voorstelling. Gewone mensen op straat werden acteurs in de ogen van het theaterpubliek met koptelefoons. Wat mij in eerste instantie stoorde, de afstandelijkheid, het gebrek aan contact met je medetoeschouwers en met wat er om je heen gebeurt, werd uiteindelijk iets nieuws en iets wat ik nooit eerder had beleefd.

Het verhaal tenslotte was als in de opera. Je weet wat er gaat gebeuren en toch ben je ontroerd als het gebeurt.

Fedde

Populaire posts