Picon
In het café in Acq werkt Jacques. Een jonge vent van ongeveer vijfendertig jaar oud. Hij mist rechts een paar kiezen en heeft kortgeknipt haar. Hij is wel eens in Nederland geweest, in Breda en in Terneuzen. In Terneuzen is de grootste coffeeshop van Nederland dus ik hoef hem niet te vragen waarom hij daar geweest is. We zijn in een klein cafeetje waar de barman iedereen die binnenkomt een hand geeft. Ook ons. We geven enige andere klant aan de bar ook een hand en later treden nog drie arbeiders binnen. Omdat wij met ons drieën de bar bezet houden gaan ze aan een tafeltje zitten en bestellen twee panaches en een bier. Een panache is wat wij een sneeuwwitje noemen.
Ik wijs mijn zwager de fles Picon die achter de barman staat. Likeur om in een biertje te doen. Een sneeuwwitje maar dan anders. Denk ik. De barman, Jacques, biedt ons er één aan. Het is geen limonade maar likeur. Achttien procent. Eerst schenkt hij een laagje citroenlimonade onder in een bierglas, dan een borrel er op. Voor ons doet hij niet 30 cc in het glas zoals gebruikelijk, maar een dubbele borrel, 60 cc. Dan schenkt hij er voorzichtig bier op. Beetje bij beetje. Totdat er een dikke stevige schuimkraag op het bier staat. Zelf neemt hij er ook één. Als onze glazen leeg zijn biedt hij nog eentje aan. Ik weiger. Mijn zwager ook. Mijn schoonvader accepteert het tweede glas wel. Ik sta nu al bijna op mijn hoofd. We hebben een beetje honger want tussen de middag nog niet gegeten.
We vragen Jacques of hij niet iets te eten heeft. Dat heeft hij, maar hij heeft geen brood. Dat moet ik gaan halen bij de bakker. Op een bierviltje schrijft hij de bestelling. Een pain campagnard. Ik loop door de verlaten straat, twijfelend of het de goede straat is die ik heb genomen. Dan zie ik links een bakkerij. Een jonge blonde vrouw komt van achteren op het geluid van de bel aan de deur. Ze heeft lichtgevende blauwe ogen. Ik presenteer haar het bierviltje. Ze overhandigt me vrolijk lachend het brood nadat ze me gevraagd heeft of het gesneden moet zijn. Dat lijkt me het beste dus ik stem toe en krijg een zak gesneden brood mee. Ik loop terug. Als ik binnenkom liggen op de bar ondertussen al drie soorten Franse paté klaar. Eén naam heb ik onthouden. Riette, of in ieder geval zo klinkt het. Met een mes mag ik zelf de boterhammen klaarmaken.
Jacques vraagt me hoe oud ik ben. Vingt-et-un, zeg ik per ongeluk. Hij moet lachen. Dat kan niet. Nee, cinquant-et-un, verbeter ik mezelf. Nu moet hij nog harder lachen en wil hij mijn identiteitskaart zien. Toevallig heb ik die niet bij me. Die ligt als onderpand bij de fietsverhuur. Ik laat hem mijn vrouw en kinderen zien, die wel in mijn portemonnaie zitten. Op de foto wel te verstaan. Dix-sept et quatorze, zeg ik. Nog gelooft hij me niet. Ik wijs op de fles pastis, 51. Nee, dat kan echt niet.
Ik wijs mijn zwager de fles Picon die achter de barman staat. Likeur om in een biertje te doen. Een sneeuwwitje maar dan anders. Denk ik. De barman, Jacques, biedt ons er één aan. Het is geen limonade maar likeur. Achttien procent. Eerst schenkt hij een laagje citroenlimonade onder in een bierglas, dan een borrel er op. Voor ons doet hij niet 30 cc in het glas zoals gebruikelijk, maar een dubbele borrel, 60 cc. Dan schenkt hij er voorzichtig bier op. Beetje bij beetje. Totdat er een dikke stevige schuimkraag op het bier staat. Zelf neemt hij er ook één. Als onze glazen leeg zijn biedt hij nog eentje aan. Ik weiger. Mijn zwager ook. Mijn schoonvader accepteert het tweede glas wel. Ik sta nu al bijna op mijn hoofd. We hebben een beetje honger want tussen de middag nog niet gegeten.
We vragen Jacques of hij niet iets te eten heeft. Dat heeft hij, maar hij heeft geen brood. Dat moet ik gaan halen bij de bakker. Op een bierviltje schrijft hij de bestelling. Een pain campagnard. Ik loop door de verlaten straat, twijfelend of het de goede straat is die ik heb genomen. Dan zie ik links een bakkerij. Een jonge blonde vrouw komt van achteren op het geluid van de bel aan de deur. Ze heeft lichtgevende blauwe ogen. Ik presenteer haar het bierviltje. Ze overhandigt me vrolijk lachend het brood nadat ze me gevraagd heeft of het gesneden moet zijn. Dat lijkt me het beste dus ik stem toe en krijg een zak gesneden brood mee. Ik loop terug. Als ik binnenkom liggen op de bar ondertussen al drie soorten Franse paté klaar. Eén naam heb ik onthouden. Riette, of in ieder geval zo klinkt het. Met een mes mag ik zelf de boterhammen klaarmaken.
Jacques vraagt me hoe oud ik ben. Vingt-et-un, zeg ik per ongeluk. Hij moet lachen. Dat kan niet. Nee, cinquant-et-un, verbeter ik mezelf. Nu moet hij nog harder lachen en wil hij mijn identiteitskaart zien. Toevallig heb ik die niet bij me. Die ligt als onderpand bij de fietsverhuur. Ik laat hem mijn vrouw en kinderen zien, die wel in mijn portemonnaie zitten. Op de foto wel te verstaan. Dix-sept et quatorze, zeg ik. Nog gelooft hij me niet. Ik wijs op de fles pastis, 51. Nee, dat kan echt niet.
Reacties