Zeven plekken: Epiloog in Het Land van Poot
Ik liep door het landschap als verdoofd. Hier ligt Poot, hij is dood, dacht ik. Het was het landschap tussen Delft en Schiedam waar de dichter Poot opgroeide voor hij naar Delft vertrok om daar ten onder te gaan in drank en poëzie. Weilanden en boerderijen. Ik wandelde er rond om na te denken. Het was december en guur en winters. Ik had gehoopt dat ze na zeven of dertien dagen contact met me op zou nemen. Me zou bellen, een sms zou sturen of een email. Maar dertien lange weken en evenzovele maanden verstreken en nog steeds had ik niets van haar vernomen. Ik probeerde haar te bellen maar geen enkele keer werd er opgenomen. Ik schreef haar en na drie maanden kwamen de emails terug. Het adres bestond niet meer. Ik snapte niet waarom ik niets van haar wist. De geheimzinnigheid die haar omringde en die haar zo aantrekkelijk maakte werkte nu tegen haar. Zelfs haar naam kende ik niet. Ik wist dat de naam die ze tegenover mij gebruikte niet de hare was. Ik wist niet waar ze werkte, niet waar ze woonde. Niet in Rotterdam in ieder geval, maar dat liet nog zoveel plaatsen over. Zonder echte achternaam kon ik er niet achter komen. Zelfs geen foto had ik van haar. De foto die we met haar mobiel in Antwerpen hadden genomen en die ze me beloofd had te sturen, had ik nooit ontvangen. Ik moest alles op de kracht van mijn eigen herinneringen onthouden en bij me houden.
Dat was niet helemaal waar. De emails waren er nog. Ik las ze steeds opnieuw over. Honderden waren het, waarin we over van alles hadden gesproken, maar niet over waar ze woonde of vandaan kwam als ze mij ontmoette. Ik kende haar binnenste beter dan de buitenkant, die had ik goed bekeken en mijn hand kende al haar welvingen, mijn mond kende haar smaak. Al haar intiemste gedachten kende ik, over liefde, over seks. Uitgelokt door de boeken die we samen haden gelezen, had ze die gedachten voor mij opgeschreven en toegestuurd, zoals ik dat haar had gedaan. Zou ze mijn gedachten nu nog lezen? Of had ze mij uit haar gedachten verbannen, mijn gedachten opgesloten gelaten in haar mailbox en die mailbox met de tijd laten verdwijnen in een virtueel zwart gat in het internet?
Ik bestudeerde de kaart waarop ik de plaatsen waar ik haar ontmoet had had aangekruist. Ik probeerde een verband te ontdekken tussen de zeven plekken, een geheime boodschap in de plaatsen waar wij elkaar hadden ontmoet. Als de mens vijf is dan is de duivel zes en God zeven. Zeven goddelijke ontmoetingen, zeven hemelse ontmoetingen. Misschien moest ik me hierbij neerleggen. Als we waren doorgegaan tot de dertiende ontmoeting waren we in de hel geëindigd.
Ik zocht naar een sleutel, de sleutel, de titel van het Japanse boek dat we samen bespraken terwijl we naar Antwerpen reisden. Ik kon me niet voorstellen dat ze zelfstandig de kracht gevonden had zoiets moois als onze relatie te verbreken. Er moest, net als in het boek dat handelde over overspel, liefde, seks en dood, een ander in het spel zijn of een reden waarom ze me niet meer wilde of kon zien. Ze had onze liefde vermoord zoals de vrouw in De Sleutel haar man. Vertelde ze haar geheime gedachten nu aan een ander? Maar het zou ook kunnen, ik durfde er bijna niet aan te denken, dat ze net als de dichter Poot dood was.
Dat was niet helemaal waar. De emails waren er nog. Ik las ze steeds opnieuw over. Honderden waren het, waarin we over van alles hadden gesproken, maar niet over waar ze woonde of vandaan kwam als ze mij ontmoette. Ik kende haar binnenste beter dan de buitenkant, die had ik goed bekeken en mijn hand kende al haar welvingen, mijn mond kende haar smaak. Al haar intiemste gedachten kende ik, over liefde, over seks. Uitgelokt door de boeken die we samen haden gelezen, had ze die gedachten voor mij opgeschreven en toegestuurd, zoals ik dat haar had gedaan. Zou ze mijn gedachten nu nog lezen? Of had ze mij uit haar gedachten verbannen, mijn gedachten opgesloten gelaten in haar mailbox en die mailbox met de tijd laten verdwijnen in een virtueel zwart gat in het internet?
Ik bestudeerde de kaart waarop ik de plaatsen waar ik haar ontmoet had had aangekruist. Ik probeerde een verband te ontdekken tussen de zeven plekken, een geheime boodschap in de plaatsen waar wij elkaar hadden ontmoet. Als de mens vijf is dan is de duivel zes en God zeven. Zeven goddelijke ontmoetingen, zeven hemelse ontmoetingen. Misschien moest ik me hierbij neerleggen. Als we waren doorgegaan tot de dertiende ontmoeting waren we in de hel geëindigd.
Ik zocht naar een sleutel, de sleutel, de titel van het Japanse boek dat we samen bespraken terwijl we naar Antwerpen reisden. Ik kon me niet voorstellen dat ze zelfstandig de kracht gevonden had zoiets moois als onze relatie te verbreken. Er moest, net als in het boek dat handelde over overspel, liefde, seks en dood, een ander in het spel zijn of een reden waarom ze me niet meer wilde of kon zien. Ze had onze liefde vermoord zoals de vrouw in De Sleutel haar man. Vertelde ze haar geheime gedachten nu aan een ander? Maar het zou ook kunnen, ik durfde er bijna niet aan te denken, dat ze net als de dichter Poot dood was.
Reacties