Wunderbaum: Het spookhuis van de geschiedenis
We lopen langzaam het spookhuis binnen dat theatergroep Wunderbaum heeft laten bouwen op het Schouwburgplein. We rijden niet in karretjes binnen maar lopen door een duistere gang naar binnen, op weg naar het podium en de tribune. Van te voren worden we al lekker gemaakt met echte kermisgeluiden. Op het podium zelf is het een grote puinzooi. Iemand is aan het filmen, de man die later de hoofdpersoon blijkt te zijn loopt rond, zijn zoon staat te schreeuwen en aan een tafel zit een dame te schrijven, een journaliste van De Havenloods.
Het stuk dat de spelers van Wunderbaum spelen, aangevuld met een stagiaire en twee operazangers, een man en een vrouw, is De Theatermaker van Thomas Bernhard, bewerkt door Gerardjan Rijnders. In deze bewerking getiteld Het spookhuis der geschiedenis. Hoofdpersoon is een theatermaker die iets te bewijzen heeft maar helaas de kans niet krijgt. De laatste keer dat ze zijn stuk hebben kunnen opvoeren was in Zeebrugge, maar hij verlangt naar optredens op de grote podia van de wereld, om te beginnen dat van de Stopera te Amsterdam. Helaas wordt hij tegengewerkt door het homoseksuele complot dat de theaterwereld regeert.
Het is een dolkomisch geheel met veel verwijzingen naar diverse theatervormen. Het stuk begint onmiddellijk al met een Hotel Modern-achtige Grote-Oorlogscène. Er is een prachtige litanie gericht tegen het ervaringstheater dat vooral door Vlaamse dames met een zachte g die zoet in je oor fluisteren wordt uitgevoerd. Maar ook zijn er prachtig gezongen operasoli en -duetten van Wagner. Zo worden diverse theatervormen door de theatermaker op de hak genomen en bekritiseerd.
Het stuk dat de theatermaker op wil voeren en waarvoor door hem, zijn zoon, zijn dochter en een stagiaire wordt geoefend bestaat uit een aantal staatsies, zoals de staatsies van Jezus Christus. Dat levert prachtige beelden op zoals van de dochter die met het hoofd naar beneden langs één van de Twin Towers naar beneden valt, de scène waarin het lichaam van de theatermaker wordt opgegeten door zijn medespelers in witte gewaden. Minder vond ik de herhaling van de viezigheid uit de voorstelling Looking for Paul waaraan mijns inziens niets nieuws werd toegevoegd. Maar het absolute hoogtepunt is wel de scène van de stervende zwaan, een pastiche op een reclamespot.
Tenslotte worden de spelers in 'naaktpakken' de straat op gestuurd en taait iedereen af. Zelfs de voorstelling in Rotterdam waarvoor de theatermaker een geweldige finale had bedacht, gaat niet door want er zijn maar twee kaarten verkocht.
Het is een echte kermisvoorstelling met veel diverse elementen maar daardoor vond ik het soms wat vormeloos. De operascènes die op zichzelf prachtig zijn halen de vaart uit de voorstelling en zijn van een esthetiek die botst met de rauwe vorm van kritiek. Maar ik blijf fan van Wunderbaum want het is zeker een voorstelling die de moeite waard is om te gaan zien. Niet meer in Rotterdam, maar gelukkig nog wel in Den Bosch, Berlijn en zelfs in Amsterdam.
Het stuk dat de spelers van Wunderbaum spelen, aangevuld met een stagiaire en twee operazangers, een man en een vrouw, is De Theatermaker van Thomas Bernhard, bewerkt door Gerardjan Rijnders. In deze bewerking getiteld Het spookhuis der geschiedenis. Hoofdpersoon is een theatermaker die iets te bewijzen heeft maar helaas de kans niet krijgt. De laatste keer dat ze zijn stuk hebben kunnen opvoeren was in Zeebrugge, maar hij verlangt naar optredens op de grote podia van de wereld, om te beginnen dat van de Stopera te Amsterdam. Helaas wordt hij tegengewerkt door het homoseksuele complot dat de theaterwereld regeert.
Het is een dolkomisch geheel met veel verwijzingen naar diverse theatervormen. Het stuk begint onmiddellijk al met een Hotel Modern-achtige Grote-Oorlogscène. Er is een prachtige litanie gericht tegen het ervaringstheater dat vooral door Vlaamse dames met een zachte g die zoet in je oor fluisteren wordt uitgevoerd. Maar ook zijn er prachtig gezongen operasoli en -duetten van Wagner. Zo worden diverse theatervormen door de theatermaker op de hak genomen en bekritiseerd.
Het stuk dat de theatermaker op wil voeren en waarvoor door hem, zijn zoon, zijn dochter en een stagiaire wordt geoefend bestaat uit een aantal staatsies, zoals de staatsies van Jezus Christus. Dat levert prachtige beelden op zoals van de dochter die met het hoofd naar beneden langs één van de Twin Towers naar beneden valt, de scène waarin het lichaam van de theatermaker wordt opgegeten door zijn medespelers in witte gewaden. Minder vond ik de herhaling van de viezigheid uit de voorstelling Looking for Paul waaraan mijns inziens niets nieuws werd toegevoegd. Maar het absolute hoogtepunt is wel de scène van de stervende zwaan, een pastiche op een reclamespot.
Tenslotte worden de spelers in 'naaktpakken' de straat op gestuurd en taait iedereen af. Zelfs de voorstelling in Rotterdam waarvoor de theatermaker een geweldige finale had bedacht, gaat niet door want er zijn maar twee kaarten verkocht.
Het is een echte kermisvoorstelling met veel diverse elementen maar daardoor vond ik het soms wat vormeloos. De operascènes die op zichzelf prachtig zijn halen de vaart uit de voorstelling en zijn van een esthetiek die botst met de rauwe vorm van kritiek. Maar ik blijf fan van Wunderbaum want het is zeker een voorstelling die de moeite waard is om te gaan zien. Niet meer in Rotterdam, maar gelukkig nog wel in Den Bosch, Berlijn en zelfs in Amsterdam.
Reacties